Ik begrijp niet waarom mensen altijd gevraagd wordt of ze meer van de Beatles of van de Stones zijn. Er is maar één band die er echt toe doet of toe gedaan heeft en dat is Led Zeppelin. Nagenoeg ieder nummer dat ze op de plaat hebben gezet is daarvan het levende bewijs. Op hun derde album staat een van de beste nummers die ze ooit hebben opgenomen Since I’ve Been Loving You.

Het is een schitterend akkoordenschema en terwijl ik dat zeg heb ik geen flauw idee welke akkoorden gebruikt worden. Zorgelijk, zeker als je bedenkt dat ik in een grijs verleden het nummer nog eens gespeeld heb met een gelegenheidsformatie tijdens een Led Zeppelin Tribute. Het enige wat ik tot in de perfectie ingestudeerd had waren de eerste vijf nootjes van Jimmy Page: ‘toew-tie-tie-tie-toew’. Daarna ben ik zwaar op de rest van de band gaan leunen. Als zanger om mij heen kijkend met goedkeurende knikjes en als gitarist frunnikend aan mijn snaren met de volumeknop op nul. Mocht iemand mij erop wijzen dat mijn gitaar niet meer te horen was dan zou ik de geluidsman de schuld geven. Verder heb ik het complete nummer een octaaf lager gezongen dan Robert Plant, geen zak aan natuurlijk, maar destijds hield ik vol dat ik er op die manier een eigen draai aan gaf. Alleen maar een beetje nazingen was voor sukkels.

Jimmy start dus met mijn gitaarloopje, gevolgd door een doffe drumklap van John Bonham op een ogenschijnlijk logisch moment, maar als je dat moment terug probeert te rekenen kom je er met geen mogelijkheid achter op welke tel John zijn eerste tik heeft uitgedeeld. Gelukkig geen probleem voor bassist John Paul Jones, die fietst wel mee en later zal John Paul op zijn orgel de belangrijkste tochtgaten van het nummer dichtsmeren. Op een krukje wacht Robert geduldig tot hij aan de beurt is, maar eerst nog moet Jimmy zijn voetpedaal intrappen. ‘Ooh’, roept Robert als hij ontwaakt. Nog een rondje akkoorden met een soort van sprongetje en we zijn klaar voor het vervolg.

Robert vertelt ons onophoudelijjk dat hij van zeven uur in de ochtend tot elf uur in de avond aan het werk is geweest. Een sleur, een sleur, zijn leven is een sleur. Echter, sinds hij is gevallen voor zijn schatje, lieveling, kleine meisje, vrouw en mama doet hij voortdurend zijn uiterste best. Het punt is echter bereikt waarop hij zijn verstand dreigt te verliezen en hij was nog zo gewaarschuwd. Op een goede dag stond hij bij haar op de stoep, maar ze had het lef gehad om hem de deur te wijzen. Op een ander dag zou hij zijn thuisgekomen en terwijl hij zijn voordeur opendeed kon hij nog net de achterdeur horen dichtslaan.

Robert Plant als zanger van ’s werelds beste rockband is aan het werk van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, maakt zich druk om een vriendinnetje en wordt ook nog eens bedrogen. Tikkeltje ongeloofwaardig, maar ik beschouw zijn relaas als een soort van hommage aan de oudere bluesteksten. Trouwens, wie zich bij een langzame blues gaat storen aan het verhaal kan beter een boek gaan lezen, om het even welk boek. Wat hij zegt boeit me niet, maar hoe hij het zegt des te meer. God nog aan toe, wat kan die vent zingen. In Engeland heeft Robert Plant overigens ook nog jarenlang als oproepkracht gediend in geval van een falend luchtalarm.

Jimmy vervult in de tussentijd keurig zijn ondersteunende taak, maar ligt natuurlijk al een tijdje op de loer. Robert roept vergeefs: ‘Kijk uit!’, maar nog voor het vierde schema wordt ingezet heeft Jimmy al toegeslagen. Een bak met gitaargeweld wordt over je uitgestort, maar elke noot is raak en snijdt dwars door je ziel. Ik denk dat alleen gitaristen de werkelijkheid van Jimmy werkelijk kunnen begrijpen. Ik sta stil op het podium, onder een koker van licht. Met mijn hoofd halfgebogen en mijn ogen dicht. God nog aan toe, wat kan die Bas spelen zeg.

Alles valt stil en ik zeg het nog maar een keer, ik heb echt zitten janken, gepiel, een riedeltje, wederom stilte, Robert nog even, John Bonham bedankt ons en slaat verder. Lekker lui op slappe drumvellen met zware stokken. En je denkt: ‘Ok, eventjes nog en dan is het klaar’. Fout, de reis zet zich voort. Robert vertelt verder en Jimmy tokkelt en tovert onderweg een nieuw verrassingsakkoordje uit zijn hoed. Robert loeit en zegt later: ‘Eentje nog, eentje nog’. Ditmaal maken ze dan toch een klein beetje haast en snijden ze een stukje af. Roffels, roffels, roffels, akkoorden, een sprongetje, een sprongetje, een stap.

Pie-oewie-oewie-oewie-oewie-oewie-oewie-oewie-oe